Zomerpraatje met Stefaan De Clerck.
Stefaan De Clerck : “Ik neem Vincent Van Quickenborne niet langer ernstig als politieker. Hij is een machiavellist pur sang”
Zoontje Felix De Clerck kreeg eind vorig jaar het postje van schepentje van Cultuur in de schoot geworpen. Felix leidt een bevoorrecht bestaan, een luilekkerleven zeg maar. Eindelijk is hij van straat geraakt. Lange tijd werd hij als een politieke nietsnut beschouwd. De politieke dynastie De Clerck, met lucratieve postjes, wordt verdergezet.
Jarretel : Overkomt het u dat mensen in de stad willen horen hoe u tegen de Kortrijkse politiek aankijkt en hoe is uw relatie met Vincent Van Quickenborne ?
SDC : “Nu mijn zoon Felix schepentje is gebeurt dat meer dan vroeger. Bij mijn wandeltochten door de Kortrijkse straten word ik voortdurend aangeklampt door de talloze Kortrijkzanen die mij graag zien. Vrouwen aanbidden mij, willen een intieme omhelzing en een kus op de mond en mannen willen een knuffel. Dat het in de jaren voordien minder het geval was, had wellicht ook met mezelf te maken. Het heeft er bij mij toch stevig ingehakt toen Quickie na de gemeenteraadsverkiezingen in 2012 een anti tsjeven-coalitie uit zijn hoed toverde. Het cynisme van intrigant Quickie, het opperste kwaad van Kortrijk, met zijn bizarre fetisjen en verdrongen seksuele voorkeuren, zijn politieke excessen, zijn vermeend huwelijksbedrog en zijn buitensporige trouweloosheid overtreft de stoutste verbeelding en het bezitten van macht corrumpeert deze machiavellistische lyncher. De omvang van zijn politieke misdrijven doet mij kokhalzen. Ik moet die man niet. Ik haat hem uit het diepste van mijn wezen. Mijn haat is pathologisch.”
Jarretel : Laat het ons eens hebben over Felix die nu schepentje van Cultuur is.
SDC : “Kijk, Felix is een doodbrave jongen, wouldbe politieker roddelen kwatongen, niet moeders slimste en als ik eerlijk wil zijn, van politiek heeft de jongen niet veel kaas gegeten, maar ik steun hem, hij leert vlug bij. Hij probeerde al vanalles, recensent, intendant, curator, culturalist, galerijhouder, buitenwipper, bodyguard, onderzoeksjournalist, cipier, portier, fotomodel, croupier, concierge, straathoekwerker, stand-up comedian, pooier en vele andere inhoudsloze bezigheden, maar niets dat lukte en hem brood op de plank bezorgde. Hij zat ook jarenlang in de culturele sector als ijveraar van de avantgardistische kunsten, maar zonder serieus werk en zonder een convenabel inkomen om zijn gezin boven water te houden. Dus verkeer ik in de wolken en mijn eega ook, dat Felix eindelijk als schepentje zijn gezinnetje min of meer kan onderhouden. Hopelijk kan hij schepentje blijven tot aan zijn pensioen. Hij heeft er de vernederende knieval voor Quickie en consorten voor over.”
Jarretel : U bent kwaad geweest op Felix toen hij met de tsjeven in zee stak met Team Burgemeester en met Ruthie, alias de markiezin van Kortrijk.
SDC : “Dat is zeker het geval en mijn vrouw en ik, wij waren razend, in alle staten en we dreigden ermee onze zoon te onterven als hij doorging met het verraad. Zeker de aanwezigheid van de verraderlijke lefgozer Quickie was voor ons de druppel te veel. Ik neem die politieke orang-oetan niet langer au sérieux als politieker en als mensensoort. Maar de lokroep van een schepenpostje voor Felix kon ik niet weerstaan. Het vooruitzicht dat Felix, na al die uitzichtloze jaren zonder menswaardig inkomen, aan een job zou geraken met groot sociaal aanzien en een mooie pree deed mijn vrouw en ik inzien dat Felix uiteindelijk wel gelijk had. Voortaan kunnen we leven zonder onzekerheden en zonder zorgen.”
Jarretel : Bent U blij dat de politieke dynastie De Clerck–De Jaegere in Kortrijk wordt verdergezet?
SDC : “Ja, dat ben ik zeker. Als er geen wiel afloopt blijft Felix schepentje tot aan zijn pensioen en hebben Mine en ik geen kopzorgen meer. Felix is nu maatschappelijk geslaagd. Een puike politieker.”
Jarretel : Doet burgemeester Ruthie het goed volgens u ?
SDC : “Ruthie, bijgenaamd de markiezing van Kortrijk, is zo alledaags dat men ervan moet geeuwen. Ze heeft ros haar, een interessant gezicht, dat wel, ze is volks en doordeweeks. Intellectueel troon ik torenhoog boven haar uit. Dossierkennis is de laatste van haar zorgen. Ze is niet slecht genoeg om op alle oekazes van Quickie in te gaan. Ruthie doet niets liever dan vanop de pui van het stadhuis uitbundig te zwaaien en kushandjes te werpen naar de voorbijtrekkende stoet van Kortrijkse plebejers. Ik ben altijd veel sympathie voor haar blijven behouden, ik zou zelfs verliefd op haar kunnen worden, ware het niet dat Mine mij door en door kent en in de gaten blijft houden. Op zaterdagvoormiddag houdt de markiezin zitdag in haar stamkroeg Au Pont du Canal, in de volksmond ‘de Pong’, terwijl kroegdrijver Pol druk bezig is hitsige Sarah te beminnen en de ene na de andere Omer achterover giet.”
Jarretel : Is er een plek in de stad waar u graag naartoe gaat ?
SDC : “Samen met Mine ga ik wekelijks naar de zondagsmis in de Sint Maartenskerk. Mine fluistert dan onweerstaanbare dingen in mijn oren. Mine en ik, met ons tweeën elke week naar de zondagsmis, een sublieme remedie tegen eenzaamheid en verveling.”
Jarretel : Hebt u een motto, een lijfspreuk ?
SDC : “Hoe groter de geest, hoe kleiner de verveling.”